Interview met ons voor de Landschapsbiografie Brummen

Dit is een artikel over de omgang met het landschap op de Hommelhoeve. In het voorjaar van 2020 zijn wij hiervoor geïnterviewd door Marije Verbeeck voor de landschapsbiografie die gemeente Brummen maakte. Lees hier het interview.

Eigenlijk zijn we blij met elke tor

Boerderij De Hommelhoeve is sinds december 2018 in bezit van Ferdi Bouwman (1979, Apeldoorn) en Jasmijn van Buul (1979, Nuenen). Achter de markante, wat vervallen boerderij is met een aarden wal een besloten tuin gecreëerd, met veel bloemen, een moestuin en een kippenhok. Verderop staat een piepjonge gemengde hoogstamfruitboomgaard. De aaneengesloten 5.3 hectare om de boerderij bestaat anno 2020 nog uit grasland, al is het wel duidelijk kruidenrijker dan gemiddeld grasland. Langs alle buitenranden is het land begrensd door houtwallen. Verspreid tussen de percelen staan plukken bomen en stuiken geplant. Hier groeit een aantrekkelijk landschap, hoe is het hier over twintig jaar? Als het aan Jasmijn en Ferdi ligt, staat hier dan een biologisch gemengd bedrijf. Een landgoedachtige boerderij waar het stikt van leven in alle singels, hagen, het voedselbos en de loofhoutbosjes. Een plek waar meer dan gemiddeld menselijke bedrijvigheid is en waar ecologie, duurzame voedselproductie en schoonheid in een natuurlijk evenwicht bij elkaar komen.

‘Ferdi is boom- en landschapsverzorger met een eigen bedrijf en Jasmijn geestelijk verzorger in de psychiatrie. Op basis van deze inkomens kwam hun droom om met hun drie kinderen in het buitengebied te gaan wonen in zicht. Op het moment dat Hommelstraat 1 te koop stond, notabene met 5.3 hectare aaneengesloten land eromheen, werd hun droom groter.

Jasmijn: ‘We wisten direct, dit willen we, hier kunnen we ons héle ideaal verwezenlijken! Maar we hadden niet genoeg geld. Een crowdfundingsactie dan maar? Nee heb je, ja kun je krijgen. Het geld kwam van onverwachte kanten, ook van mensen die we helemaal niet kennen. Binnen twee weken was er genoeg om de koop te kunnen sluiten.’

Ons doel en ideaal is voedsel verbouwen van hier voor hier, voor de lokale markt, zonder kunstmest of landbouwgif en natuur-inclusief. Met andere woorden: zonder moeder aarde uit te putten, maar met moeder aarde. Hoe we dat in de praktijk precies gaan doen, moeten we nog ontdekken. We willen op zo veel mogelijk onderdelen plussen halen. Op het gebied van ecologie, landschap, energie, productie van gezond voedsel en sociaal.

Om te beginnen hebben we honderden meters gevarieerde singels aangelegd. Ongeveer 150 boom- en struiksoorten, waaronder veel voedselproducerende voor mens en dier, zoals walnoot, hazelnoot, mirabel, vlier, sleedoorn, kastanje, pruim, kers, linde, framboos, honingbes, zuurbes, duindoorn, cranberry, Gelderse roos enzovoorts. Daarnaast bomen voor bouwhout, hakhout en brandhout, zoals kers, iep, linde, acacia, beuk, vuilboom, Spaanse aak, berk, els, lariks, fijnspar, douglas. Wij gebruiken nu het hout dat anderen geplant hebben, dus wij planten voor volgende generaties.

Alle soorten dragen op hun manier en op korte termijn bij aan biodiversiteit. In de toekomst willen we hieruit gaan oogsten. Een hoogstamboomgaard met een meidoornhaag eromheen, die we tzt willen gaan vlechten, dat is óók nog een stukje cultuurhistorie. Bijenhouden staat ook nog op de verlanglijst, ach je kunt zó veel doen. Alles komt bij elkaar hier.’

‘De eerste twee jaar hebben we het grasland verpacht aan een biologische boer. Hij schakelt het land om naar biologisch en wij hebben er even wat inkomsten van en kunnen ons richten op aanplant van hagen en bos en de verbouw van de boerderij. Die is uit 1862 en verkeert in slechte staat. Platschuiven was goedkoper geweest, maar zoiets moois krijg je niet met nieuwbouw. Omdat we allebei buiten de deur werken, kunnen we onszelf voorlopig subsidiëren. We werken meer dan honderd procent en rijk worden we er niet van, maar we hebben er plezier in. We betalen leergeld: welke soorten gedijen op deze grond en wat is economisch haalbaar? Het is een natte bedoening hier, we zitten in het kwelgebied tussen Veluwe en IJssel. Ferdi heeft wel een parttime opleiding voor biologisch-dynamische landbouw gedaan, verder hebben we weinig agrarische ervaring.’

Ferdi:

‘Ik studeerde bos- en natuurbeheer in Velp, met het idee om boswachter te worden. In die tijd raakte ik geïnteresseerd in biologische landbouw en voeding. Ik maakte me zorgen over de aarde, waar we toch alles aan te danken hebben, gif is niet goed voor de bodem, diversiteit is belangrijk. Terwijl ik al een paar jaar een bedrijf had, als boom en landschapsbeheerder, groeide het idee dat ik een biologisch werkende boerderij wilde opzetten. Op een dag kwam ik op een biologisch-dynamische tuinderij terecht, met zestig verschillende teelten op vijf hectare. Het hele bedrijf was omzoomd met hagen. Ik zag hoeveel natuurwaarde dit oplevert en hoeveel mensen zinvol en plezierig werk op zo’n bedrijf vinden. Heel anders dan die ene boer op honderd hectare, die hele dagen alleen op zijn trekker zit en met behulp van robots melkt. Grootschaligheid geeft eenzaamheid, hooien was een groepsgebeuren, je hielp elkaar. Toen ben ik de opleiding voor biologisch-dynamische landbouw gaan doen.’

Jasmijn:

‘Meino Smit, een biologisch werkende akkerbouwer inspireert ons. Hij promoveerde in 2018 aan de universiteit van Wageningen. In zijn proefschrift ‘De duurzaamheid van de Nederlandse landbouw in 1950, 2015 en 2040’ rekent hij voor dat we steeds inefficiënter werken in de landbouw. Er gaat meer energie in dan dat er in de vorm van opbrengst uitkomt. We moeten toewerken naar veel minder gebruik van fossiele brandstoffen en meer handwerk. Dan heb je vanzelf minder werkeloosheid, stress en overgewicht.’

Graanakkers en dikke koeien

Voorjaar 2021 beginnen we met onze eigen zoogkoeien en zo mogelijk met de teelt van tarwe voor menselijke consumptie. Het mooiste zou zijn om het rechtstreeks aan een bakker te kunnen leveren. Als dat niet lukt, wordt het veevoer. De granen verdwijnen uit het landschap, het is goedkoper te importeren uit Frankrijk en Duitsland. Dat is jammer, want biologisch geteelde tarwe geeft een landschap veel biodiversiteit. Aardappelteelt is ook een mogelijkheid en wat akkerbouwmatige groenteteelt. Zo willen we stapje voor stapje naar een kleinschalig gemengd bedrijf met wat intensievere tuinbouw, voedselbos en verwerking van fruit, bessen, zaden en noten.

Landbouw is tegennatuurlijk, want het wil een landschap in stand houden zoals het is, terwijl de natuur altijd in beweging is. Het natuurinclusieve, daar gaan we ver in. Het biologische voedsel dat je in de supermarkt koopt, is geteeld volgens minimale eisen, geen millimeter meer. Onze akkerranden zijn vijf meter breed. Dat leverden we in aan landbouwgrond. Verder willen we dat onze landbouwgrond behouden blijft voor de voedselteelt, want dan hoef je het niet uit Zuid-Amerika te halen. We zijn niet enthousiast over het idee van grasland verschralen. Natuurorganisaties mikken op alleen natuurwaarden, dat vinden we niet zo geweldig. Om het zo schraal te houden moet je voortdurend maaien en afvoeren en de toplaag verwijderen, want de natuur staat niet stil. De humuslaag met de organische stof, die generaties boeren afgelopen eeuwen hebben opgebouwd, daar zijn we juist zuinig op. We willen dikke koeien die melk geven. Grasland van de moderne landbouw is een door kunstmest of drijfmest overbemeste monocultuur. Wij willen iets daartussenin. Onze landbouwgrond willen we zo behandelen dat die een zo hoog mogelijke productie levert, binnen de randvoorwaarden van biologisch en natuurinclusief.

Rond 1850 was de biodiversiteit in ons land het grootst. Niet omdat we de natuur haar gang lieten gaan, ook die boeren wilden de productie omhoog brengen. Maar omdat we allerlei kleine gemengde landbouwbedrijfjes hadden met een gesloten bedrijfskringloop en veel ruimte voor sub-biotoopjes en verschillende waterstanden. Op je landbouwgrond kun je natuur ook een plek geven door gebruik van stalmest, mest met stro dus en het achterwege blijven van landbouwgif. Dan heeft het meer natuurwaarde dan de blauwgraslandnatuur hier vlakbij. Natuurlijk gaat het daar om uiterst zeldzame soorten, maar ook dat is maar hoe je er naar kijkt. Misschien zijn die soorten op andere plekken op aarde heel algemeen? Het is een hele discussie, ook in onze vriendenkring. Is het erg dat er enkele zeldzame soorten uitsterven? Hoeveel moet je daarvoor opofferen? Tegen welke prijs?’

We willen het landschap vooral kleinschalig en gevarieerd houden. Het traditionele landschap van een tot twee eeuwen terug was de weerslag van een veel natuurlijker manier van omgaan met de aarde. Het is een ideaal  om zoveel mogelijk levende wezens een plek te geven. Ook in een klein tuintje heb je die keuze. Je kunt het bestraten en er met de gifspuit overheen gaan, of je kunt er een miniparadijsje van maken met ruimte, beschutting en voedsel voor vogels en insecten.’

We hebben de waarheid niet in pacht: we oefenen. We proberen het op onze manier te doen en dat doen we weloverwogen. Maar de droogte van 2019 heeft ons voedselbos parten gespeeld en de late vorst van 2020 ook. Maar we hebben zoveel soorten geplant, het is niet erg als er wat dood gaat, dat is een natuurlijke selectie. Wat het goed doet, mag blijven. Er zitten hazen en reeën, die vreten ook wat weg. We hebben al duidelijk meer vogelsoorten dan vorig jaar met kerkuil, steenuil en ooievaar, zwarte roodstaart en boerenzwaluw. Gif zullen we nooit gebruiken, zelfs niet voor ratten. Eigenlijk zijn we blij met elke tor. Zoveel verschillende en allemaal waardevol. Zelfs de rupsen die de pas geplante lindebomen kaalvreten, het is niet erg, want daar groeit zo’n boompje wel weer overheen. De aanwezigheid van die dieren zien we ook als oogst, niet economisch, maar het is mooi dat ze een plekje vinden hier.’